Het was een vrijdag, in de ochtend in een klein en rustig
Belgisch dorpje. Bovenaan een steil doodlopend weggetje bevond zich de kerk.
Een grote herkenbare kerk. Onderaan het weggetje stonden twee mooie huizen met
een, nu nog, rustige parkeerplek. Slechts enkelingen waren aanwezig om de
huizen schoon te maken en te voorzien van het noodzakelijke voedsel voor hen
die binnenkort de huizen zouden betrekken.
Zo rond het middaguur liep de parkeerplaats langzaam vol. De ene na de andere auto, met Nederlands kenteken, plaatste zich op de parkeerplaats. Mannen in oude zwarte kleding, met een Nederlandse vlag er op stapten uit, evenals mannen in mooie nieuwe rood-witte kleding. Een groep mannen die later door één van hen omschreven zou worden als “een mooi gemêleerd gezelschap uit alle windstreken”.
Men schudde elkaar de hand en een ieder begon zijn eigen
auto uit te pakken. Eerst wat tassen de huizen in, daarna kwamen er allerlei
fietsen tevoorschijn. Een bonte verzameling mannen met een bonte verzameling
fietsen. Een buitenstaander, kijkend van afstand, zou zich wellicht hebben
afgevraagd wat deze mannen met hun fietsen aan het doen waren. Voor de mannen
wat het klip en klaar: de fietsen en zichzelf in gereedheid brengen voor een
fysieke uitdaging. Of eigenlijk, voor de start daarvan, want op vrijdag stond
de kortste rit op het programma.
Boven bij de kerk verdeelden de mannen zich, na enige aarzelen, in twee groepen. De eerste groep ging er snel vandoor, de tweede groep deed het iets rustiger aan, en enkele van de mannen gingen een eigen weg. Het werd voor de meesten een rit die de mannen terugbracht naar hun thuisland. Na een omweg via Aubel en ’s Gravenvoeren, met onderweg beklimmingen tot zo’n 8% (bron: Strava) werd bij Slenaken Nederland aangedaan. Maar niet met de intentie daar te blijven. Beklimmingen van de Loorberg, de Camerig (via Zevenwegenweg) en de Pas van Wolfhaag bracht de groep terug in België, terug bij hun onderkomen, alwaar de eerste biertjes vloeiden en één van de mannen een heerlijke maaltijd op tafel zette.
De groep breidde zich uit met fietsende mannen die een
andere rit hadden gemaakt en met mannen met een fiets die pas later gebruikt
zou worden. Tijdens de maaltijd werd één van de mannen, ooit de initiatiefnemer
van deze jaarlijkse ontmoeting, in het zonnetje gezet als dank voor bewezen
diensten. Het bleef de avond nog lang gezellig.
Op zaterdagochtend begon het rondom de huizen weer te krioelen. Mannen met fietsen verzamelden zich weer boven bij de kerk. Er werd gesproken over “El Classico”, een rit naar de Eifel en terug van zo’n 120km, met zo’n 1800 hoogtemeters en met “de klim vanaf het stuwmeer” als hoogtepunt. Al werd er achteraf ook nog lang gesproken over de pannenkoeken die geserveerd werden bij de buren van Zur Post. Terug bij het onderkomen zakten de mannen neer op stoelen en banken bij de tv om te zien hoe Jasper Philipsen Milaan – San Remo won. Toen ook de laatste der mannen, die de rit in zijn eentje verlengde tot een rit van 200km, was teruggekeerd was het tijd om te eten. Tenminste, als de mannen een oplossing konden bedenken voor een probleem dat was ontstaan: het bier was op. Gelukkig, een nuchtere man kon nog een nieuwe voorraad halen bij een supermarkt in het thuisland.
En dan de zondag. Met “El Classico” nog in de benen verzamelde de groep zich opnieuw boven bij de kerk, dit maal om koers te zetten de Ardennen in. Een retourtje Spa (120km), voor sommigen aangevuld met de beklimming van de Rosier, terwijl anderen de kortere route (100km) over de Maquisard namen. Opnieuw een rit met voldoende hoogtemeters. De fysieke uitdaging was voltooid.
En daar zaten de mannen. Voldaan met een biertje in het
zonnetje. Bier met mate, of alcoholvrij, want niet lang daarna zouden de meeste
auto’s weer vertrekken. En nadat op maandag ook de laatste mannen, soms na een
laatste ritje solo, waren vertrokken keerde de rust op de parkeerplaats terug.
Geen mannen met fietsen, geen overdosis Nederlandse auto’s, geen dagelijkse
meeting naast de kerk. Het trainingsweekend van CTWT zat er op. Maar als één
van de deelnemers het omschrijft met de woorden “het gezelschap iconisch, de
tochten episch en de organisatie eminent”, dan moet die volgende editie maar
snel komen…